Alternatief voor het instellen van een kapitaallastenreserve
Zoals hiervoor opgemerkt is in de voornoemde uitkomst nog uitgegaan van het in de VJN 2016 opgenomen advies tot instelling van een kapitaallastenreserve voor investeringen met een maatschappelijk nut. Tot op heden werden deze investeringen van jaarlijks circa € 7,4 miljoen (hoofdzakelijk voor ‘grijs’ en in mindere mate voor groen) in lijn met het voormalige BBV ineens ten laste van de BBB/MPB gebracht. Door de recent gewijzigde BBV is dit niet meer toegestaan en dienen de rente en afschrijving van deze investeringen van jaarlijks € 350.000 in de begroting te worden opgenomen. Dat houdt in dat de BBB in plaats van met € 7,4 miljoen wordt belast met het jaarlijks toenemende geactiveerde bedrag van € 350.000.
Het oorspronkelijk voorstel was om die jaarlijkse € 7,4 miljoen, in plaats van investeringsbedragen, in de BBB op te nemen als stortingen in een in te stellen kapitaallastenreserve en van daaruit de in de BBB op te nemen kapitaallasten van jaarlijks € 350.000 te dekken. Per saldo komt dit neer op eenzelfde belasting van de BBB als voorheen.
In de nota van aanbieding hebben we op hoofdlijnen toegelicht waarom wij afzien van de instelling van een kapitaallastenreserve. Door hiervan af te zien en dus ook van een storting daarin, ontstaat een ‘vrije ruimte’ in de BBB van structureel € 7,4 miljoen minus de kapitaallasten, die jaarlijks met
€ 350.000 toenemen.
Eén van de motieven om een kapitaallastenreserve in te stellen was het voorkomen van een oplopende schuldpositie, die zou ontstaan indien die vrije ruimte in extra kapitaallasten zou worden omgezet. Dit zou een aanzienlijk te financieren investeringsimpuls en dus een oplopende schuldpositie tot gevolg hebben. Daarnaast zou dit de flexibiliteit in de begroting in negatieve zin beïnvloeden.
Tot zover de motieven die voor ons de aanleiding vormden voor ons voorstel in de VJN tot instelling van een kapitaallastenreserve.
In de VJN hebben we ook de lijnen uiteengezet waar we ons voor geplaatst zien. We hebben onder meer geconstateerd dat na jaren van financiële soberheid er sprake is van ‘achterstallig onderhoud’ op een breed terrein. En de tijd begint te dringen om daar iets aan te doen. Verder uitstel daarvan zou immers leiden tot hogere kosten en dus tot doorschuiven van extra lasten naar de toekomst.
Met de door uw raad aangenomen moties hebt u dit ondersteund. De uitwerkingen van die moties hebben we bij de opstelling van deze MPB betrokken. Veel van de door ons opgenomen voorstellen voor beleidsintensiveringen hebben de moties als bron. Dat geheel overziend constateren wij dat die slechts in bescheiden mate leiden tot toename van kapitaallasten en een marginale toename van de schuldquote. En dat zijn voor ons de redenen om af te zien van de instelling van een kapitaallastenreserve, maar wel onder de conditie dat de hierdoor ontstane ‘vrije ruimte’ in de begroting wordt benut voor:
- een versnelde aflossing van de annuïteit inlopen tekort grondexploitatie, waardoor de jaarlijkse belasting van de BBB met afgerond € 5,55 miljoen eerder wordt beëindigd;
- versterking van onze eigen vermogenspositie (solvabiliteit) als een robuust financieel fundament om externe tegenvallers het hoofd te kunnen bieden;
- verruimen van de besteedbare ruimte, zodat ter vermijding van het doorschuiven van extra lasten naar de toekomst thans een start gemaakt kan worden met het inhalen van achterstanden en andere beleidsinitiatieven.
Wij hebben de eenheid Financiën en de Concerncontroller verzocht een alternatief voor een in te stellen kapitaallastenreserve uit te werken, dat aan deze condities voldoet. Dat alternatief – dat we hierna toelichten – hebben wij overgenomen.