Kostenontwikkeling

De ontwikkeling van de voor het GF relevante rijksuitgaven vertaalt zich in het zogenaamde accres in de algemene uitkering. Het accres wordt onder meer beïnvloed door hogere rijksuitgaven vanwege de kostenontwikkeling bij het rijk. Gemeenten dienen hun loon- & prijsstijging en toename van het areaal (wegen, groen) uit het accres van het GF te dekken. Ook de stijging van de eigen inkomsten (OZB) dient als een stukje compensatie voor de inflatoire ontwikkeling.
Onder 1.2.1 hebben wij aangegeven hoe het Rijk daar in hun begrotingssystematiek mee omgaat. Voor gemeenten leidt dat via de meicirculaire tot een accres dat onvoldoende is om de werkelijke loon- en prijsstijgingen te compenseren.
Wij hanteren in lijn met de VJN 2016 in de MPB voor onze kostenontwikkeling de indexcijfers op basis van recente CPB ramingen en werkelijke CAO afspraken. Ten opzichte van de groei van de algemene uitkering ontstaat daardoor een oplopend nadeel van ca. € 1,6 miljoen in 2020. Daarnaast hebben wij in de pré-BBB van de VJN een inschatting gemaakt van de gevolgen van de hogere indexcijfers ten opzichte van lopende MPB 2016-2019. Nu de werkelijke budgetramingen zijn opgesteld leidt dat tot hogere uitgaven oplopend tot € 0,6 miljoen in 2020.
Samen een nadeel van € 2,2 miljoen.
Naar aanleiding hiervan hebben wij besloten om dit nadeel deels te compenseren door maatregelen die vergelijkbaar zijn met de systematiek die het rijk hanteert in de vorm van een uitgavenkader. In lijn met deze benadering hebben wij besloten om
a. onze loonindex van oorspronkelijk 4% terug te brengen tot 3%;
b. onze materiële kostenindex in 2018 te verlagen van 1,2% naar 0,75%;
c. het ingaande 2017 verlagen van de gewogen index voor subsidies (exclusief de subsidies binnen het zorgdomein) van 2,6% naar 2%.
Dit leidt tot een voordeel van € 0,835 miljoen in 2017, oplopend tot € 1,629 miljoen in 2020.